‘Iedereen Leert!’ Als we daarvan uitgaan, kan er energie stromen, kunnen we kansen spotten en potentieel benutten. Dit positief narratief over levenslang leren kan concreet vorm krijgen in een leerecosysteem, zoals in Genk.
Nood aan een sterke leercultuur
Onze samenleving is meer dan ooit in beweging: de arbeidsmarkt, de economie, het sociaal weefsel en het persoonlijke leven zijn voortdurend onderhevig aan verandering, onzekerheid en onvoorspelbaarheid als gevolg van onder meer technologische ontwikkelingen, demografische evoluties, globalisering en klimaatverandering. Onze samenleving staat dus voor een heel aantal uitdagingen. De mate waarin en de wijze waarop we als individu, als organisatie en als samenleving in staat zullen zijn om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen, zal sterk bepaald worden door de manier waarop we onze competenties ontwikkelen om wendbaar, veerkrachtig en inclusief om te gaan met deze uitdagingen. We weten namelijk uit onderzoek dat ons menselijk kapitaal cruciaal is om het innovatiepotentieel en de productiviteit van onze samenleving en economie te versterken. Wat we ‘als mensen’ in huis hebben, is onze grootste troef. Leren, en met name levenslang leren, is hierbij dé hefboom om de broodnodige competenties te ontwikkelen. Bovendien kunnen we via levenslang leren ook werken aan de duurzaamheid van individuele loopbanen, en zo ook inzetbaarheid versterken (De Vos et al., 2020; 2021). Helaas is er in Vlaanderen momenteel nog geen sprake van een sterke leercultuur, noch bij individuen, noch bij organisaties, noch in de samenleving in haar geheel: Vlaanderen doet het minder goed in de statistieken wat betreft levenslang leren. Na hun initiële opleiding zijn mensen doorgaans weinig of niet bereid om te leren of zich bij te scholen, ook als gevolg van minder goede leerervaringen of door drempels zoals het gebrek aan tijd of geld. Die lage bereidheid is volgens de OESO zorgwekkend, aangezien die een bepalende factor vormt voor de participatie aan (initiatieven tot) levenslang leren. Zorgwekkend is ook dat wie het meest gebaat zou kunnen zijn bij leren, er net het minste aan deelneemt (Actieplan levenslang leren, 2021). Inzetten op een lerende samenleving is met andere woorden noodzakelijk. Het zorgt ervoor dat individuen, organisaties en de samenleving in haar geheel productiever en welvarender zijnis, en beter gewapend tegen de uitdagingen die op haar afkomen (Longworth, 2019; Stiglitz & Greenwald, 2014).
Een schoolse visie op levenslang leren?
In een zopas gepubliceerd artikel in Sampol ‘Leren, levenslang, echt?’ stelt Dirk Van Damme luidop de vraag of het fundamentele probleem van levenslang leren niet zit in de breed verspreide visie dat we dit nog steeds te veel als het ‘volgen van opleidingen’ beschouwen. De evolutie van ‘continuing education’ naar het begrip ‘lifelong learning’ hebben we weliswaar theoretisch gemaakt. Toch zit dit momenteel nog onvoldoende vervat in onze systemen en met name in de hoofden en harten van de Vlaming. Het ontbreken van leermotivatie of leergoesting en bij uitbreiding een bredere ‘leercultuur’ houdt sterk verband met de aversie ten aanzien van het schoolse leren van heel wat – vaak kortgeschoolde – Vlamingen. De lage deelname van Vlamingen aan opleidingen betekent geenszins dat mensen niet ontwikkelen of groeien. Van Damme betoogt dat ‘het grootste deel van ervaringen die we als leren, ontwikkelen en groei kunnen beschouwen, zich bevindt onder de oppervlakte van maatschappelijke instituties en praktijken’. Leren gaat m.a.w. veel verder, breder en dieper dan het leren dat we kennen in schoolse settings.
We mogen gerust stellen dat de lerende Vlaming eerder regel dan uitzondering is. Tenminste als we niet enkel naar het zichtbare deel – lees het formele en zelfs het non-formele – van de ijsberg kijken. Door de waterlijn voldoende te laten zakken naar de vele vormen van informeel leren zien we dat dit over een wijdverspreide praktijk van ‘ontwikkelen’ gaat.
Hoewel het actieplan levenslang leren aandacht heeft voor praktijk van het informeel leren stellen we toch vast dat er vooral gekeken wordt naar wat er nog niet is of nog niet zichtbaar is en dat de algemene doelstelling geformuleerd wordt in termen als ‘het behalen van 60% opleidingsdeelname (formeel en non-formeel) tegen 2030’.
Daarmee blijven we de perceptie én ons zelfbeeld voeden dat wij Vlamingen niet zouden leren. We diskwalificeren daarmee een groot deel van de bevolking en houden daarmee naast heel wat gekende drempels wellicht de meest hardnekkige drempel in stand: het (zelf)beeld van de niet lerende Vlaming.
Visie op leren: wanneer is er sprake van leren? We hanteren een brede systemische visie op leren waarbij we er vanuit gaan dat elk levend systeem waaronder naast mensen dus ook organisaties, netwerken en zelfs samenlevingen leren. Sterker nog: om vitaal en fit te zijn en te blijven is een groot leervermogen cruciaal. Er kan wat ons betreft overal en op elk moment geleerd worden. Er is echter één belangrijk kenmerk dat van een ervaring een leerervaring maakt: met name dat er bewust gereflecteerd wordt op die ervaring. Op die manier krijgen ervaringen betekenis en kunnen ze verankerd worden. Dat neemt echter niet weg dat de reflectie zelf georganiseerd of intentioneel moet zijn om tot leren te komen. Het is vooral belangrijk dat er een vorm van reflectie is. De kwaliteit van de reflectie maar dus ook de breedte en diepte bepaalt mee hoe fundamenteel een leerproces is (zie ook verder triple loop learning). Tot slot geven we nog mee dat het leervermogen van systemen geconfronteerd kan worden met leerstoornissen en leerblokkades. Stoornissen zitten veeleer ingebakken in de zichtbare leercontext of structuur van het systeem of organisatie zelf. Zo weten we dat ‘ontmoeting’ tussen mensen leren eerder zal stimuleren dan wanneer je alles alleen op automatische piloot doet. Het systeem kan meer of minder ontmoetingen faciliteren. Daarnaast zijn er ook leerblokkades waar we eerder spreken van geïnternaliseerde drempels. Een mooie metaforische vergelijking om dit te illustreren is een paard dat vastgebonden staat aan een stoel en gewoon blijft staan. Op dat moment is er geen fysieke reden om te blijven staan, louter een mentale drempel. Dat kan gaan om overtuigingen, opvattingen, bezorgdheden, angsten die het leren belemmeren. |
Een voorbeeld uit Genk
Stad Genk bouwt aan talentontwikkeling van wie er woont en schoolloopt. De stad werkte in 2020 samen met tientallen stakeholders een visie uit die vertrekt van 3 niveaus van ontwikkeling en empowerment: zien doen (1), samen doen (2) en zelf doen (3). De visie wordt concreet gemaakt en uitgetest op een plek in het centrum van de stad: de Regina Mundi-site.
Via geïnspireerd geraken en dingen samen uitproberen worden mensen gestimuleerd steeds meer eigenaarschap op te nemen voor hun eigen leerproces.
▶ (1) Zien doen gaat over het inspireren van jongeren, ouders, voorbijgangers, aanwezigen, via het tonen van wat er mogelijk is aan talentontwikkeling en de resultaten. Dit kan door op de site toonplaatsen, publieke ruimtes, tentoonstellingen, optredens en evenementen en transparante (glazen) gebouwen te voorzien. Zo ziet men lerenden proberen, meesters aan het werk, resultaten van talentontwikkeling en raakt men geïnteresseerd.
▶ (2) Samen doen gaat over het samen in actie gaan en al doende talenten ontdekken en ontwikkelen. Dit kan in een onderwijskundige context (leermeester en leerling) maar ook door iets het samen iets uitproberen met vrienden, met je ouders, enz. Op de site kan daarom voorzien worden in maakleerplekken, een aanbod om samen met peers, leermeesters, aanbieders en rolvoorbeelden te oefenen, te proberen en te leren.
▶ (3) Zelf doen gaat over zelf dingen proberen en verder door ontwikkelen. Het gaat in de eerste plaats over het vorm geven aan eigen activiteiten (los van aanbieders en leermeesters) of het verder professionaliseren van je talenten. Dit kan op de site door bijvoorbeeld oefenruimtes te voorzien waar zelfstandig kan geoefend worden voor muziek, beeld, enz. Daarnaast kunnen ruimtes voorzien worden voor wijkactiviteiten. Tenslotte kan men ook zelf zijn vakmanschap verder door ontwikkelen bij een vakman in de stad of op één van de andere sites.
Deze drie niveaus van talentontwikkeling en empowerment kunnen plaatsvinden in een lineaire opvolging van mekaar, maar dit hoeft niet zo te zijn. Elke persoon kan vanuit zijn eigen ontdek- en leerstijl aan de slag met talentontwikkeling. Voor de ene kan dat bijvoorbeeld zijn “direct zelf beginnen experimenteren” en voor de andere “de veiligheid van samen doen en proberen” opzoeken.
Wat als we ons narratief omkeren?
Zonder de realiteit te (willen) ontkennen, stellen we voor om ons uitgangspunt radicaal om te gooien: Vlamingen zijn leerders, Vlaanderen is een lerende gemeenschap van plantrekkers die inventief zijn en hun informeel ‘kennisnetwerk’ gebruiken om doelen en ambities te realiseren. Vlaanderen is een kennisregio, niet enkel vanwege de hooggeschoolde topprofielen maar door dankzij alle Vlamingen, zowel diegene die hier geboren en getogen zijn als nieuwkomers, jong of oud, die leren en werken combineren, en zich elke dag zowel op professioneel ontwikkelen. Ze doen dit door middel van contacten, betrokkenheid en sociale bijdragen thuis en in hun buurt.
We weten dat een positieve identificatie van een individu of van een groep met een bepaalde eigenschap een versterkend effect heeft op het nog sterker ontwikkelen van die eigenschap. Een effect dat helaas ook omgekeerd (in de negatieve zin dus) werkt. Dat effect wordt nogmaals versterkt door de manier waarop we hier zelf over communiceren. Zo weten we uit onderzoek dat het helpt om foto’s en berichten van bijvoorbeeld jouw gezonde levensstijl te posten op sociale media – ook al is dat maar een beetje waar – om extra gemotiveerd te zijn om effectief meer gedrag te stellen dat congruent is met het beeld dat je van jezelf laat zien. Met andere woorden: mensen worden gezonder gewoon omdat ze van zichzelf zeggen dat ze gezond zijn.
Net daarom is het cruciaal om de vele doemberichten te counteren die gaan over de kwaliteit van ons onderwijs, het gebrek aan leergoesting, de vele vergelijkingen die we maken met andere regio’s in de wereld met steevast maar één conclusie: we doen het alsmaar slechter, we verliezen terrein. Net daarom stellen we: Vlamingen zijn leerders.
Dat vraagt wat ons betreft om een nieuw narratief waarin we de waterlijn laten zakken en (h)erkenning, zichtbaarheid en ruchtbaarheid geven aan al het informele leren in het dagelijkse leven van elke Vlaming. Laat ons uitgaan van onze collectieve sterkte en ontwikkelingsdrang om het individueel en collectief alsmaar beter te willen doen. We hinken niet achterop, wel integendeel. Het komt er nu op neer om samen kleine stappen te zetten en dan een grote sprong voorwaarts te maken om te behoren tot de Europese top.